Het zal je vast niet verbazen dat we heerlijk hebben gegeten tijdens onze rondreis door Java en Bali. Van de lekkerste nasi, vis en saté tot het meest sappige fruit en onbekende groente. Toen ik van de uitgever het persbericht ontving van de herziene en uitgebreide bestseller Indische keukengeheimen, heb ik die gelijk aangevraagd. Vandaag deel ik met jullie mijn bevindingen en het recept van saté babi.
Alle Indische keukengeheimen
Het zal je niet verbazen dat veel recepten uit de Indische keuken overgaan van generatie op generatie. Zo ook bij de familie Keasberry. Oma Keasberry droeg haar recepten over aan moeder Jessy, die ruim dertig jaar werkzaam was als chefkok en gastvrouw in restaurant Djokja in Amsterdam (sinds 1954!). Zoon Jeff, de auteur van dit kookboek, onthult nu deze familierecepten en vult ze aan met zijn eigen – meer eigentijdse – recepten.
Trassi
Naast recepten vind je in dit boek ook uitleg over de Indonesische familiegeschiedenis, kookmaterialen en kookmethodes en mijn favoriete onderdeel: uitleg over ingrediënten, kruiden en specerijen. Gelukkig is vandaag de dag vrijwel alles wat je nodig hebt wel te koop in Nederland. Het meest belangrijke ingrediënt, naast ui en knoflook, is toch wel trassi. Of zoals Jeff zo mooi zegt ‘Zoals de trassi thuis stinkt, stinkt hij nergens’. De geur is niet aangenaam, maar de smaak essentieel voor de meeste Indische gerechten. Je hebt trassi in poeder of blokvorm. Die laatste kun je het beste even losroeren in wat heet water.
Tjendol
Ik denk dat ik nog vaak uit dit boek zal gaan koken. Van de tjendol (kokosdrank met glibberige sliertjes) tot de tempeh goreng die ik Indonesië ook tijdens de kookworkshop maakte. Verder vind je recepten voor tafelzuren, sambal, soepen, eieren en allerlei snacks en bijgerechten als pangsit goreng en bah pao. Zoveel te koken, zo weinig tijd!
Saté babi
Het recept voor de saté babi met pindasaus uit dit boek komt qua smaak een heel eind in de buurt van de saté zoals ik die op Java at. Helaas heb ik geen barbecuemogelijkheid, dus moet het met een grillpan doen. De smaak van grillen op houtskool is echter wel veel lekkerder. En in Indonesië werd de pindasaus vaak koud geserveerd, ik weet niet waarom? Het is in ieder geval een heerlijk recept, dat hier nog zeker vaker op tafel gaat komen! Heerlijk bij de nasi goreng!
Saté babi met pindasaus
Wat heb je nodig (4 – 6 personen)
- 750 gram varkenshaas
- satéstokjes
- gebakken uitjes
Marinade:
- 1 eetlepel olie
- 2 teentjes knoflook, fijngehakt
- 1 theelepel bruine suiker
- 1 eetlepel ketjap manis
- 1/2 theelepel ketoembar
- 1 theelepel zout
Pindasaus
- 1 ui
- 2 teentjes knoflook
- 1 eetlepel olie
- 1 theelepel trassi
- 1/2 eetlepel suiker
- 1 theelepel zout
- 4 eetlepels pindakaas (ik neem altijd die met stukjes pinda)
- 1 eetlepel ketjap
- 1 eetlepel citroensap
Snijd de varkenshaas in kleine blokjes. Meng alle ingrediënten voor de marinade en laat het vlees minstens 2 uur marineren. Langer is altijd beter, ik doe het meestal een hele dag. Rijg het vlees aan stokjes en rooster bij voorkeur op een open houtskoolvuur of in de grillpan.
Voor de saus fruit je de heel fijn gesneden ui en knoflook. Voeg hier de trassi aan toe en bak even mee. Voeg vervolgens de suiker, zout, pindakaas en 100 ml water toe. Roer goed door. Voeg de ketjap en citroensap toe. Proef even of de saus goed op smaak is. Vind je de saus te dik, voeg dan nog extra water toe.
Serveer de saté babi met wat pindasaus en gebakken uitjes.